Dries raakte betrokken in een verkeersongeval toen hij vijftien was. Hij lag een zevental weken in coma en begon daarna aan zijn revalidatie.

“Harder werken”
Toen ik mijn ongeluk kreeg, zat ik in het derde jaar wetenschappen. Mijn studie ging zo’n beetje vanzelf vroeger. Oefeningen van wiskunde maakte ik op een minuut, zonder moeite. Ik denk dat ik daarvoor wel aanleg had. Ik kon het aan en het interesseerde me ook. Door het ongeluk gaat dat allemaal moeilijker. Vroeger kon ik zonder problemen alles onthouden, nu moet ik over alles nadenken. Het komt niet meer vanzelf. Toch ben ik wiskunde interessanter gaan vinden, omdat ik me daar sindsdien meer op ben gaan toespitsen. Ik wilde bewijzen dat ik het aankon. Mijn geheugen is niet meer wat het was en daardoor is het harder werken. Het resultaat is er soms wel, maar toch. Van de leerstof van het begin van het schooljaar weet ik na een paar maanden bijna niets meer. Dan moet ik alles opnieuw gaan herhalen. Ik weet niet of ik dat zal blijven volhouden. Al die formules die ik gestudeerd had, zijn dan allemaal weg. Als ik ze zie, komen ze me ergens wel bekend voor, maar ik moet er toch veel meer moeite voor doen om ze weer naar boven te halen. Ik probeer me dat niet echt aan te trekken. Het is nu zo, ik kan er niets aan doen dat ik het vergeet. Mijn leerkracht is soms ontgoocheld en ik voel dat ook wel, dat is niet plezant.

“Niet stilstaan”
Na mijn revalidatie kwam ik terecht in een school voor Buitengewoon Onderwijs, maar daar leerde ik niets. Ik beheerste die lessen allemaal al. Het was leerstof van de basisschool, altijd opnieuw. Ik verveelde me daar. Ik wilde verder, ik wilde niet stilstaan. Hier op het OTL krijg ik één op één-begeleiding. Die leraar is alleen attent op wat jij doet. Hier oefen ik voor het vierde jaar middelbaar. Daarna ga ik proberen om de derde graad wiskunde-wetenschappen in tweede kansonderwijs te doen. De band tussen leerling en leerkracht is hier op het OTL veel minder streng als in het gewoon onderwijs. Je kunt gewoon grapjes maken en daarom lachen. Je bouwt een echte vriendschapsband op. Ook op andere gebieden is het hier goed. Ik word minder geconfronteerd met het feit dat ik traag ben en tekortkomingen heb. Iedereen heeft hier immers iets. In mijn oude school hadden 90% van de leerlingen een aangeboren hersenletsel. Dat kun je nu eenmaal niet vergelijken. Ik weet nog veel van voor mijn ongeluk, ik heb gewoon onderwijs gevolgd tot het derde jaar middelbaar. Dat is dus helemaal anders dan als je een aangeboren handicap hebt. Het is goed dat er eindelijk zoiets bestaat als het OTL, maar voor jongeren zoals ik zijn er heel weinig voorzieningen. Hier zorgen ze ervoor dat we opnieuw onszelf worden, dat we naar buiten durven komen, dat we in een groep kunnen zijn, dat we blij zijn met onszelf, dat we onszelf opnieuw durven laten zien.

“Humor”
In feite ben ik door het ongeluk anders geworden. Vroeger was ik eerder stil. Ik was nogal onzeker en ik durfde niets. Ik was bang voor anderen en in een groep hoorde je mij nauwelijks. Het ongeluk heeft daar een positieve invloed op gehad. Nu ben ik een redelijk luidruchtig iemand geworden. Ik durf af en toe best een grapje maken of iemand een poets bakken. Humor betekent voor mij een hele steun.

“Echte vrienden”
Van mijn oude vriendenkring blijven er slechts een paar over, maar dat zijn dan wel echte vrienden.
Ik merk dat zij dingen voorzichtiger doen of zeggen. Ze letten goed op dat ze mij niet kwetsen en dat vind ik wel fijn.
Als er bijvoorbeeld een oude meneer in een rolstoel rijdt, zullen zij niet zomaar zeggen: ‘Aan de kant, manneke!’. Zij passen goed op wat ze zeggen omdat ik erbij ben.

In het weekend ga ik soms op stap naar een danscafé met mijn beste vriend. Als er dan iemand reageert van ‘Hé, jij kunt niet goed stappen, wat heb jij aan de hand?’, dan reageert mijn vriend meteen van: ‘Laat hem eens met rust, jong!’ Dat is echte vriendschap! Ze laten mij niet in de steek. Daar ben ik wel bang voor geweest. Ik was twee jaar in een revalidatiecentrum en dus bijna nooit thuis, en daarna nog in een instelling aan de andere kant van het land. Er was zeker een risico dat ik mijn vrienden zou verliezen. Twee vrienden zijn me echt blijven steunen. De rest zie ik nauwelijks nog. Ook in het revalidatiecentrum heb ik een goede vriend gemaakt. Hij kan niet praten, enkel zijn duim opsteken. Hij geniet er al van als ik bij hem thuis binnenkom. Ik mis het soms wel om meer contact te hebben met mijn vrienden. Nu moet het vaak via chat. Vroeger speelde ik voetbal, maar dat gaat nu niet meer. Daardoor heb ik nu veel minder beweging. Al mijn vrije tijd gaat naar de computer. Het voordeel van voetballen is ook dat je het met vrienden doet, terwijl je in je eentje achter de computer zit. Dat is weggevallen en dat mis ik wel.

“Alles trager”
Voor het ongeluk wilde ik architect en ingenieur worden. Nu is dat eigenlijk nog altijd mijn wens, maar de toekomst is onzekerder geworden. Ik weet niet of het nog haalbaar is door mijn geheugen. Ik leg niet meer zo snel linken en ben in het algemeen trager geworden. Dat merk je aan alles: ik eet trager, ik lees trager, ik heb meer tijd nodig om me aan te kleden. Op de duur is dat wel frustrerend. Gelukkig is mijn belangrijkste eigenschap dat ik kan grapjes maken.

“Nooit meer hetzelfde”
Herinneringen aan vroeger ophalen, zoals nu, is moeilijk voor mij. Dan is het weer harder om het allemaal te aanvaarden. Ik heb het nog altijd niet voor 100% aanvaard. Over de jaren tussen acht en twaalf kan ik alles vertellen. Over de periode tussen vijftien en twintig kan ik niets vertellen, omdat mijn geheugen is aangetast. Dat wordt nooit meer helemaal hetzelfde. Je moet het gewoon aanvaarden, hoe moeilijk dat ook is. Ik gebruik daar humor voor. Soms komt mijn humor kwetsend over bij anderen. Ik denk er niet bij na en achteraf krijg ik dat dan te horen. Ik ga soms te ver omdat ik mijn grenzen niet meer ken. Vroeger trok ik mij niets aan van wat anderen van me dachten, maar nu ben ik daar gevoeliger voor. Ik let er bijvoorbeeld op hoe de mensen op straat naar mij kijken. Soms heb ik het gevoel dat ze me echt aangapen. Dan denk ik: Oei, is dat omdat ik scheef loop? Als ik samen ben met vrienden is dat anders, dan ben ik daar niet mee bezig. Eén van mijn lievelingsliedjes is van HIM. Het heet ‘Join me’. Pas later hoorde ik dat er ‘in death’ op volgde. Voor mij riep dat op dat ik het moeilijk had en er alleen voor stond en veel steun kon gebruiken. Ik zet dat op als ik me alleen voel. Ik luister ook graag naar muziek van Bob Marley, daarbij kom ik tot rust.

“Oordeel”
Ik zou aan de mensen willen zeggen: denk twee keer na voordat je een oordeel velt over ons. Wij hebben voor alles meer tijd nodig. Zelfs voor een simpele vraag duurt het langer, maar na een tijd vinden we het antwoord wel. Ze moeten ons die tijd gunnen en niet te snel oordelen.