Dieter was het slachtoffer van een uit de hand gelopen car jacking. Hij raakte zwaar gewond, lag in coma en verbleef tien weken in het ziekenhuis. Na een lange revalidatie is hij weer aan het werk.

“Hoerenchance”
Het was echt een heel zwaar ongeval. Het is een wonder dat ik het overleefd heb, maar ik was zwaar gewond: een open beenbreuk aan mijn linkerscheenbeen, rechts een gebroken heup, links mijn schouder gebroken, een stembandverlamming en een tijdelijke gezichtsverlamming,  hersenbloedingen en coma, dubbel zicht… Ik besef heel goed dat ik veel geluk heb gehad of ik was er niet meer geweest. Als je zag wat er van die auto nog over was na het ongeval, dan weet je dat ik hoerenchance gehad heb. Mijn geheugen is weg van zes weken voor tot zes weken na het ongeval, en misschien is dat maar goed ook. Het vreemde is dat mijn lichaam het zich op een of andere manier nog wel herinnert. Toen ik daarna voor het eerst in Brussel in de buurt van die plek kwam, blokkeerde mijn lichaam helemaal. Ik heb een taxi moeten nemen om tot bij mijn auto te geraken.

“Niet betuttelen”
Eerst zat ik in een centrum om te revalideren, later deed ik dat ambulant. Ik kon in feite vrij snel weer lopen. Het helpt wel dat ik zo koppig als een ezel ben. Ik ben eerder toevallig op het OTL terecht gekomen. Dat was al een tijd na mijn ongeval. Ik zag dat ze via TV een oproep deden voor vrijwilligers. Zo ben ik erin gerold: als vrijwilliger voor de boodschappen, administratief werk, de post, boodschappen… Later volgde ik er ook af en toe therapie, bijvoorbeeld osteopathie. Het is niet zo dat ik met de jongeren daar veel praat over hoe het bij mij is gegaan. Ik kon er zelf niet tegen als ik betutteld werd, als de mensen mij zegden wat ik moest doen en hoe ik alles moest oplossen. Daar werd ik kwaad om, en dat ga ik dus zelf zeker niet doen.verlamming en een tijdelijke gezichtsverlamming,  hersenbloedingen en coma, dubbel zicht… Ik besef heel goed dat ik veel geluk heb gehad of ik was er niet meer geweest. Als je zag wat er van die auto nog over was na het ongeval, dan weet je dat ik hoerenchance gehad heb. Mijn geheugen is weg van zes weken voor tot zes weken na het ongeval, en misschien is dat maar goed ook. Het vreemde is dat mijn lichaam het zich op een of andere manier nog wel herinnert. Toen ik daarna voor het eerst in Brussel in de buurt van die plek kwam, blokkeerde mijn lichaam helemaal. Ik heb een taxi moeten nemen om tot bij mijn auto te geraken.

“Geheugen”
Het moeilijkste voor mij waren mijn hersenbloedingen en mijn coma. Het is ook verreweg de zwaarste revalidatie om de gevolgen daarvan weer bij te spijkeren. Ik had een frontaal letsel en daarom is mijn sociaal gedrag veranderd: ik ben impulsiever geworden. En ik heb een geheugenprobleem. Dat speelt overal een rol, ook bijvoorbeeld op de werkvloer. Vroeger had ik echt een goed geheugen, maar nu moet ik alles opschrijven. Als ik dat niet doe, loopt het vaak fout. Als mensen er mij dan aan herinneren, kan het zijn dat het mij weer te binnen schiet. Maar het gebeurt ook dat ik niet eens meer weet dat iemand mij dat ook gevraagd of gezegd heeft. Ik train mijn geheugen niet echt, maar ik lees heel veel en dat is ook een soort training. Soms weet ik op pagina vijftig niet meer wat er op pagina vijftien is gebeurd. Dat is wel frustrerend. Ik heb vroeger vertaler-tolk gestudeerd, en na mijn ongeval ben ik opnieuw Russisch beginnen te studeren. Dat is ook een goede geheugentraining. Later ben ik ook Zweeds gaan studeren. En door opnieuw te beginnen met werken, gebruik ik weer andere stukken van mijn hersenen. Daardoor wordt mijn geheugen ook weer meer actief. Ik kan ook veel moeilijker plannen dan vroeger. Als ik een etentje wil organiseren of ergens ga logeren, moet ik echt lijstjes maken en afkruisen wat ik al gedaan of geregeld of ingepakt heb. Anders loopt het gegarandeerd fout. Zo ben ik al eens gaan logeren zonder schoon ondergoed mee te nemen. In feite word je heel vindingrijk en creatief om problemen te voorkomen en ze op te lossen.

“Vertrouwen”
Als het tegenzat en –zit, trek ik mij op aan mensen die mij niet beschouwen als iemand met een handicap. Mensen die in mij geloven, die ervan uitgaan dat ik het kan, die mij vertrouwen geven en de mogelijkheden om het ook echt te doen. In de duikersclub waar ik in zit bijvoorbeeld, was ik eerst gehandicapt lid, daarna gewoon lid, nog later begeleider en nu zelfs lesgever. Natuurlijk zijn er af en toe dingen die wat moeilijker gaan. Maar ik heb veel steun aan mensen die je niet afrekenen op je handicap. Helaas is lang niet iedereen zo. Het is zelfs eerder zeldzaam. Heel wat mensen beschouwen je als de gehandicapte aan wie je niet te veel mag vragen. Het is waar dat ik niet te veel tegelijkertijd aan kan, maar als het gedoseerd wordt, kan ik het wel. Ik heb er niets aan dat ze mijn handje vasthouden en ‘ocharme’ roepen. Het is veel beter als ze samen met mij naar oplossingen zoeken zodat ik het wel kan doen.

“Bezig zijn”
Het heeft lang geduurd voor ik weer een dagbezigheid had. Ik kon niet gaan werken, omdat er zoveel tijd in het revalideren ging zitten. Dat was niet te combineren. Als je niets om handen hebt, ga je vanzelf meer piekeren en daar word je alleen maar ongelukkig van. Het zou veel beter geweest zijn als ik al eerder iets om handen had gehad. Ik heb me heel vaak zitten vervelen. Altijd maar thuis zitten, dat viel me het zwaarste. Als je dan iets kunt doen, al is het als vrijwilliger, helpt dat echt.

“Vandaag”
Door mijn frontale letsel ben ik impulsiever en opvliegender geworden dan vroeger. Ik weet heel goed dat dit het gevolg is van mijn ongeval, maar dat helpt niet echt. Meestal besef ik pas als het alweer over is, dat ik weer zo’n bui had. Daar schiet ik dus niet veel mee op. Ik heb er wel door geleerd dat ik me niet ongelukkig moet voelen omwille van dingen die ik niet kan veranderen. Daarom leef ik meer in het nu dan vroeger. Ik zal geen dingen uitstellen, want er kan altijd iets gebeuren. Ik ga werken, omdat ik wil werken. Ik wil leren. Niet omwille van één of ander doel later, maar omdat ik het nu wil. Dat is een ander perspectief. Mijn revalidatie nu is eerder cognitief en niet meer puur fysiek. Bijvoorbeeld in verband met het omgaan met collega’s, oversten, enzovoort.bezigheid had. Ik kon niet gaan werken, omdat er zoveel tijd in het revalideren ging zitten. Dat was niet te combineren. Als je niets om handen hebt, ga je vanzelf meer piekeren en daar word je alleen maar ongelukkig van. Het zou veel beter geweest zijn als ik al eerder iets om handen had gehad. Ik heb me heel vaak zitten vervelen. Altijd maar thuis zitten, dat viel me het zwaarste. Als je dan iets kunt doen, al is het als vrijwilliger, helpt dat echt.

“Het aandurven”
Mijn vriendenkring is sinds het ongeval sterk veranderd. Een aantal vrienden durft zoiets niet aan, of kan het niet aan.

Ze kunnen voor zichzelf niet aanvaarden wat er gebeurd is. Ik kreeg soms ook vervelende reacties van sommigen van hen, tijdens mijn revalidatieperiode. Ik had een heel beperkt inkomen en zegde daardoor een aantal activiteiten met hen af, maar ik ging wel heel goedkoop op vakantie naar Stockholm en Thailand. Dat begrepen sommige vrienden niet. Daarbij is die revalidatie echt hard werken. Ik was er voortdurend mee bezig, meer dan twee jaar lang. Dan krijg je ook een beetje: uit het oog, uit het hart, bij sommigen. Er zijn wel enkele uitzonderingen. Ik heb op die manier geleerd wie mijn echte vrienden zijn, al is het nooit aangenaam als er iemand wegvalt. Ze zeggen wel eens dat echte vrienden de mensen zijn die je kennen en je toch kunnen uitstaan. Dat zijn de mensen die nu nog zijn overgebleven.

“Duiken”
Sinds enkele jaren ga ik veel duiken. Duiken is fysiek bezig zijn, dus dat is ook goed voor mijn revalidatie. Maar het vertrouwen dat de mensen in de club mij gaven, heeft zeker nog meer goede invloed op mij gehad. In de duikclub heb ik een echte vriendenkring. Die mensen betekenen veel voor mij.

“Toekomst”
Ik leef zeker meer in het nu dan vroeger. Wat vroeger mijn toekomstplannen waren, herinner ik mij niet meer zo goed. Ik doe nu de dingen die ik echt wil doen. Ik zal nooit al mijn geld opzij zetten voor later. Niet dat ik alles meteen opmaak, ik probeer een evenwicht te zoeken tussen wat sparen en in het nu leven. Er zijn wel wat dingen die ik zeker nog wil doen, in het Groot Barrièrerif gaan duiken. Als ik dan verdrink bij het duiken, ben ik gelukkig en nog in warm water ook. Er is heel weinig in het leven waar ik nog schrik van heb. Ik heb immers al eens iets vreselijks meegemaakt, wat kan me nog erger overkomen? Dat betekent niet dat ik roekeloos ben geworden, maar ik heb geen schrik meer om dood te gaan. Voor iemand van mijn leeftijd heb ik al zoveel meegemaakt. Daarom denk ik bij tegenslagen vaak zoiets als: ‘Ik heb al ergere dingen overleefd.’

“Niet realistisch”
Als je in een film iemand uit coma ziet ontwaken, lijkt het alsof alle problemen opeens voorbij zijn. Dat is helemaal niet realistisch. Ik was erg onrustig toen ik in coma lag. Alleen mijn moeder en mijn ex-vriend konden mij rustig maken.

“Handicap”
Mensen zouden niet moeten neerkijken op iemand met een handicap. Je bent iemand met een handicap, maar niet een gehandicapte. Zeker met mensen met een niet aangeboren hersenletsel moeten ze behoedzaam omgaan. Dat is een moeilijke handicap. Niemand kan begrijpen waarom je soms zus of zo reageert. Het helpt als andere mensen er met een open geest tegenover staan. Als ze proberen je reacties te duiden: ‘Misschien komt dat door de handicap.’ Of ze kunnen even vragen waarom ik op die manier reageer. Vaak zijn onze reacties een gevolg van ons hersenletsel. Bij mij is dat soms heel raar: het gebeurt dat ik een woord eerder vind in het Engels of het Frans dan in het Nederlands. Vooral in het begin was dat soms zo. Dan moest ik de vertaling echt aan iemand vragen! Alsof die uitdrukking weg was in het Nederlands in mijn hoofd. Het lijkt een beetje op een naald van een platenspeler die vastzit in een groef. Als je er een tik tegen geeft, schiet die weer verder naar de juiste plek. Zo voelt het soms aan in mijn hoofd. Het probleem van een frontaal hersenletsel is dat niemand precies weet wat de gevolgen zijn. Mijn studie Zweeds bijvoorbeeld gaat prima, maar andere dingen dan weer niet, zoals iets plannen of organiseren. Het gebeurt dat ik tien keer verkeerd rijd naar dezelfde plaats. Soms lopen er dingen onverwacht fout, en kan ik ze dus niet van tevoren inschatten. Ik vind de fysieke gevolgen minder zwaar dan de cognitieve.

“Zelf zoeken”
Andere delen van mijn hersenen nemen over wat er beschadigd is, maar het valt niet te voorspellen wat en wanneer en op welke manier. Nu gebeurt het af en toe dat ik dingen herhaal, dat ik dezelfde dingen twee keer tegen dezelfde mensen vertel. Aan mijn nieuwe vriend heb ik gevraagd om mij te verwittigen als ik in herhaling val. Dat heb ik liever dan dat hij mij laat doen, want ik besef dat dan niet. Maar er zijn ook mensen die mij bijvoorbeeld aanraden om alles op te schrijven wat ik aan iedereen verteld heb, om zo te vermijden dat ik mezelf herhaal. Dat is toch onbegonnen werk! Dat kun je toch niet van iemand vragen! Het is vaak heel vervelend als mensen die zelf nooit iets ergs hebben meegemaakt, van buitenaf gaan adviseren hoe ik mijn problemen moet aanpakken. Zij weten er helemaal niets van en zij gaan dan eens eventjes een kant-en-klare oplossing bedenken. Vroeger reageerde ik daar heftig tegen, maar tegenwoordig niet meer: het gaat gewoon mijn ene oor in en mijn andere weer uit.

“Niet aantrekken”
Een lied dat ik graag hoor, is ‘Je m’en fous pas mal’ van Edith Piaf. Ik trek me niets meer aan, dat is voor mij heel toepasselijk. Ik heb in een rolstoel gezeten, met krukken gelopen, gemankt, met plakkers op mijn ogen rondgelopen, noem maar op. Ik trek er me allemaal niets meer van aan!
Ik vind het ook heel belangrijk om niet dood te gaan met een ‘had-ik-maar’-gevoel. Daarom hoor ik ook graag het lied van Carol Channing ‘I’m gonna be the happiest chick in the graveyard.’ Ik vind het niet zo erg dat ik ooit zal doodgaan, als ik maar genoeg dingen gedaan heb die ik echt wil doen!